29 okt Wie zijn belanghebbenden bij de plaatsing van windmolens?
Wie zijn belanghebbenden bij de plaatsing van windmolens?
Inleiding
Groene energie is hot en er worden in Nederland met grote regelmaat windmolens geplaatst of zelfs gehele windparken op land aangelegd. Windmolens kunnen de nodige hinder opleveren, zoals horizonvervuiling, geluidshinder en slagschaduwhinder.
Een door het bevoegd gezag genomen besluit (waaronder een inpassingsplan en omgevingsvergunningen) om de plaatsing van windmolens mogelijk te maken leidt om die redenen dan ook vaak tot de nodige bezwaren. Maar wie zijn nu eigenlijk belanghebbende bij een dergelijk besluit?
Wie is belanghebbend?
Tegen een besluit kunnen alleen belanghebbenden bezwaar en/of beroep instellen. Uit artikel 1:2 lid 1 van de Algemene Wet Bestuursrecht volgt dat onder het begrip belanghebbende wordt verstaan: ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.
Het uitgangspunt is dat in principe iedereen die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de toegestane activiteit belanghebbenden zijn. In de rechtspraak is dit criterium aangescherpt. Indien de gevolgen voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie dermate gering zijn, ontbreekt een persoonlijk belang. Er moet met andere woorden sprake zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’. Bij de beoordeling hiervan zijn factoren zoals afstand, zicht, planologische uitstraling en milieugevolgen (waaronder geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) relevant.
Specifiek voor windmolens heeft onze hoogste bestuursrechter (de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State) het hiervoor besproken criterium in een uitspraak van 21 februari 2018 geobjectiveerd. Onze hoogste bestuursrechter neemt als uitgangspunt dat er ‘gevolgen van enige betekenis’ aanwezig zijn binnen een afstand van tien keer de tiphoogte van de voor de betrokkene dichtstbijzijnde windmolen, gemeten vanaf de voet van de windmolen.
Het enkele zicht hebben op de windmolens en/of windparken is dus onvoldoende om als belanghebbende te worden aangemerkt. De betrokkene mot dus daadwerkelijk binnen de geobjectiveerde afstand van tien keer de tiphoogte woonachtig of gevestigd zijn.
Overigens zal de aanleg van een windpark gepaard kunnen gaan met een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming (bijvoorbeeld als er vogels door de wieken geraakt kunnen worden). In dat geval geldt niet het criterium van tien keer de tiphoogte. Deze eisen die worden gesteld aan het belanghebbende criterium zijn in geval van de Wet natuurbescherming nog strenger. In de uitspraak van 21 februari 2018 oordeelde onze hoogste bestuursrechter bijvoorbeeld dat een afstand van een paar honderd meter al als te ver werd gezien.